@livewireStyle
header.home link

Uit de oude doos: voedsel verwerken tijdens WOI

Aan het begin van WOI stond de Belgische voedingsindustrie nog in haar kinderschoenen. Toch bracht de oorlog grote schade toe.
5 december 2017  – Laatst bijgewerkt om 4 april 2020 16:23
Beeld: Voormalig Suikermuseum Tienen

 

Aan het begin van WOI stond de Belgische voedingsindustrie nog in haar kinderschoenen. Voedingsmiddelen werden tot de eeuwwisseling nog grotendeels op kleinschalige en ambachtelijke wijze vervaardigd. Toch bracht de oorlog grote schade toe aan de jonge industrie. Door het sluiten van de havens was er een tekort aan grondstoffen. Opeisingen, strikte reglementeringen en vandalisme waren verder schering en inslag. Enkele weetjes:

  • De Duitse inval was een pijnlijke zaak voor de prille voedingsindustrie. Arbeiders stopten met werken en namen dienst in het Belgische leger. Naast een gebrek aan personeel hadden de bedrijven een groeiend tekort aan grondstoffen door de Britse importblokkade van de Noordzee. Die kwam er om te voorkomen dat Duitsland langs die weg bevoorraad werd.
     
  • Voedingsfabrieken sloten noodgedwongen de deuren. Andere bedrijven weigerden om voor de Duitse bezetter te werken. Conservenfabriek Marie Thumas uit Leuven bijvoorbeeld werd om die reden gesloten en bezet. Vanaf eind 1914 moesten steeds meer ondernemingen de werkzaamheden staken.
     
  • De problemen namen nog toe door de Duitse opeisingen. Grondstoffen en halffabricaten die bruikbaar waren voor de oorlogsvoering, zoals non-ferrometalen (koper, lood, zink), dierlijke en plantaardige vezels (wol, katoen, vlas) en chemische producten, werden systematisch opgeëist. Moderne machines en installaties werden uitgebroken en naar Duitsland versleept. Uiteindelijk werd de volledige Belgische industrie ontmanteld. 
 

De suikerindustrie: Tienen bleef produceren en deed aan liefdadigheidswerk

  • De verwerking van suikerbieten tot suiker kende voor de oorlog een eerste industrialisatieproces. België ontpopte zich tot grote suikerproducent. In 1912 produceerde ons land 280.000 ton suiker. Meer dan de helft daarvan was bestemd voor export. 
     
  • Tijdens de oorlog hielden de Duitsers nadrukkelijk toezicht op de sector. Begin februari 1915 verbood Generaal-gouverneur Moritz von Bissing de import van zaad voor suikerbieten voor privédoeleinden. De bieten mochten ook niet meer als veevoeder gebruikt worden. Bij misbruik werden de goederen geconfisqueerd. De suikerfabrieken waren verplicht het aantal verwerkte bieten aan te geven.
     
  • De suikerfabrikanten waren ook verplicht de gegevens van alle producten op te geven van de voorbije bietencampagnes: het volume witte suiker, grove suiker, stroop, siroop en andere suikerproducten. Hetzelfde gold voor hun voorraadgegevens. Om suiker en afgewerkte producten te beheren en verdelen, richtten de Duitsers een ‘Zückerverteilungstelle’ op, een verdelingsbureau. Alle geregistreerde producenten moesten hun suikerbieten overdragen aan de raffinaderijen.
     
  • De Tiense Suikerraffinaderij hield stand tijdens de oorlog. De fabriek kon blijven produceren zonder onderbrekingen. Het kapitaal steeg hierdoor van 4 miljoen in 1913 tot 7 miljoen in oktober 1919. De Belgische Frank viel toen wel terug tot bijna de helft van haar vooroorlogse waarde.
     
  • Om haar personeel te steunen tijdens de oorlog, organiseerde de Tiense Suikerraffinaderij onder meer voedsel- en kolenverdelingen en stelde een systeem van gezinssteun in. In samenwerking met de stad Tienen richtte de fabriek ook een varkenskwekerij op. Ze stelde gratis een locatie ter beschikking en nam het grootste deel van de opstartkosten voor haar rekening. Vanaf 1917 tot aan het einde van de oorlog werd zo varkensvlees verhandeld ver onder de gangbare prijs. De directie stond erop dat de varkenskoppen en -poten exclusief aan het personeel aan een zeer lage prijs werden verkocht. Verder subsidieerde de suikerraffinaderij ook verschillende afdelingen van het Tiense Hulp- en Voedingscomité.
 
tiense-suikerfabriek-tijdens-WOI.jpg
Beeld: Centrum Agrarische Geschiedenis (CAG)

 

De brouwerijsector: grote klappen en slechte kwaliteit

  • België was al voor de oorlog gekend als bierland. In 1910 telde ons land 3.244 brouwerijen. Na vier bloedige oorlogsjaren waren dat er nog zo'n 2.100.
     
  • De bierindustrie leed al snel onder de oorlog omdat de voornaamste grondstoffen - gerst, hop en gist - schaars en duur waren. De brouwerijen hadden tevens een tekort aan voldoende man- en paardenkracht.
     
  • In juli 1915 richtte de Duitse bezetter een gerstcentrale op. De vrije handel van gerst en wintergerst werd op die manier verboden. De centrale had een overzicht over alle voorraden en verdeelde de gerst over de brouwers van het land.
     
  • In de zomer van 1917 kwamen veel brouwerijen in bezet gebied volledig onder het gezag van de Duitsers. Die zogenaamde ‘centrale brouwerijen’ waren verplicht om wekelijks bier te produceren ten behoeve van de soldaten aan het front. Ze stonden onder strikt Duits bestuur. Cafés en herbergen kregen een rantsoen opgelegd dat 25 tot 35 procent kleiner was dan normaal.
     
  • Vooral vanaf 1917 werden machines en installaties uit brouwerijen in koper en in mindere mate brons en nikkel door de Duitse bezetter opgeëist. Ook toestellen in ijzer of gietijzer werden daarbij vaak meegenomen. Deze grondstoffen waren nuttig voor de productie van oorlogsmunitie.
     
  • Veel brouwketels werden bovendien gebruikt voor de zuivelproductie. Melk was nog voorhanden en noodzakelijker dan bier. Maar door de fermentatie van de melk waren de ketels vervolgens voorgoed onbruikbaar voor het brouwen van bier. In bezet gebied was bier brouwen door dit alles geen evidentie meer.
     
  • De ruim 100 brouwerijen in het onbezette België beleefden intussen gouden tijden. Door de aanwezigheid van vluchtelingen en geallieerde soldaten nam de vraag naar bier er sterk toe. Hierop inspelend rustten sommige brouwers hun bedrijf uit met mechanische drijfkracht. Maar de productieverhoging die de brouwers zo realiseerden, was niet mogelijk zonder kwaliteitsverlies. Naar oude traditie werd bier van hoge gisting gebrouwen. De smaak van het bier was ondermaats door slecht water, matige gerst en te weinig hop.
     
  • De ontmanteling van de brouwerijen deed veel kleine brouwers beslissen om na de oorlog hun bedrijf niet meer op te starten. Hierdoor was de impact van WOI op de Belgische bier- en brouwerijsector groot.
 

Het volledige verhaal ‘De voedingsindustrie tijdens de Eerste Wereldoorlog’ lees je op de website van het Centrum Agrarische Geschiedenis

In deze reeks haalt Veldverkenners in samenwerking met het Centrum Agrarische Geschiedenis elke twee maanden een oude foto, met een verhaal dat verbazend actueel is, van onder het stof.   

Gerelateerde artikels