@livewireStyle
header.home link

Uit de oude doos: stroopfabricage in Borgloon van 1800 tot nu

Wist je dat je niet enkel vliegen maar ook veldverkenners kan vangen met stroop? Wij zijn namelijk verzot op dit zoete smeersel uit de Haspengouwse fruitstreek. Helaas kreeg het streekproduct doorheen de jaren een wat oubollig imago, waardoor veel kleine stroopstokers de boeken moesten toedoen. Gelukkig is stroop vandaag een erkend streekproduct, waardoor het appelen- en perenmengsel een comeback maakt als culinair product.
15 oktober 2014  – Laatste update 4 april 2020 16:22
Beeld: collectie Theo Broers – www.HetVirtueleLand.be, Centrum Agrarische Geschiedenis

 

Wist je dat je niet enkel vliegen maar ook veldverkenners kan vangen met stroop? Wij zijn namelijk verzot op dit zoete smeersel uit de Haspengouwse fruitstreek. Helaas kreeg het streekproduct doorheen de jaren een wat oubollig imago, waardoor veel kleine stroopstokers de boeken moesten toedoen. Gelukkig is stroop vandaag een erkend streekproduct, waardoor het appelen- en perenmengsel een comeback maakt als culinair product.

 

Onze collega’s van het Centrum voor Agrarische Geschiedenis (CAG) snorden voor jullie deze weetjes op:

  • Stroop ontstond als bewaarmethode naast onder meer konfijten en drogen, inkuilen, wecken, of het verwerken tot confituur, gelei, fruitsap, azijn, vruchtenbier, cider of een andere fruitwijn. Fruittelers verwerkten hun overschotten van fruit tot stroop om deze van de afvalberg te houden. Het productieproces gebeurt voornamelijk in het oogstseizoen, waarbij de stoker nood heeft aan tientallen, liefst goedkope, seizoenarbeiders. Van vijf kilogram appels houdt de teler immers slechts 600 tot 700 gram stroop over.
     
  • Het fruit, meestal appelen of peren, wordt gewassen en vervolgens per vruchtensoort gekookt. De gekookte vruchtenbrij wordt daarna met emmers overgeschept in een handpers of horizontale pakpers. Na het persen wordt het sap opnieuw aan de kook gebracht zodat het kan indikken. De stroop is klaar wanneer hij voldoende dik en zoet is naar de smaak van de stroopstoker.
     
  • Enkele stroopstokers namen rond 1880 het initiatief om te gaan ‘loonstoken’: als loon ontving de stroopstoker een deel van de stroop of ook wel een som geld. Sommige loonstokers slaagden erin het stroopstoken tot hun enige beroep te maken en al snel ontstonden zo (rond 1900) de eerste stroopfabriekjes.
     
  • Stroopstokerijen kwamen in België van oudsher voor waar er fruit werd geteeld, met als grote kernen de streek van Borgloon en het Land van Herve. Tussen 1840 en 1880 bestonden er zeker meer dan 90 kleine stroopstokerijtjes in de streek rond Borgloon.
     
  • Rond 1880 investeerde de overheid in wat het ‘Fruitspoor’ ging heten: een oost-west-georiënteerd treinspoor ('lijn 23’) van Sint-Truiden naar Tongeren. De lijn kreeg stations in steden waar de fruittelers en andere boeren, stroopstokers en handelaars hun goederen konden laden.
     
  • Vanuit Sint-Truiden vertrok er een spoorlijn naar Landen, van waaruit op zijn beurt aansluiting was met de as Luik – Brussel – Antwerpen. Britse handelaars raakten daardoor tot in Haspengouw en omgekeerd vonden ook fruit en stroop hun weg tot op de buitenlandse markten.
     
  • De stationsbuurt van Borgloon werd aantrekkelijk voor fruittelers en stroopstokers. In de Statiestraat, de Weg naar Wellen en op het Stationsplein vestigden zich onder andere (nu nog) bekende stroopstokerijen Meeckers-Poncelet, Wynants-Groenendaels en Charles Wynants et soeur.
     
  • De stoomkracht had grote gevolgen voor het stroopstokerslandschap: ambachtelijke stroopstokerijen konden nog moeilijk concurreren met hun industriële sectorgenoten, waardoor het aantal bedrijfjes zienderogen afslankte. Van de ca. 40 stokerijen in de omgeving van Borgloon in 1880 bleven er na 1930 nog maar vier over. Tijdens de Tweede Wereldoorlog bloeiden die kleine stroopstokerijen echter wel kort opnieuw op. Het smeersel was namelijk geliefd als goedkope lekkernij, waardoor de vraag tijdelijk groeide.
     
  • Na de Tweede Wereldoorlog kreeg stroop echter een oubollig imago in vergelijking met veel nieuwe zoete producten. Waar vóór de Tweede Wereldoorlog honing, huisgemaakte confituur en stroop zowat de enige zoetmakers waren, kwam na 1945 bijvoorbeeld chocopasta op de markt en breidde het assortiment aan confituren sterk uit.
     
  • Tussen 1950 en 1977 daalde de Haspengouwse stroopfabricage van 25 000 ton tot nog maar 4000 ton. In 1962 waren er nog zes stokers, in 1969 drie en in 1976 bleef alleen nog het bedrijf Wynants-Groenendaels Borgloon over.
     
  • Vandaag zijn in België zijn nog vijf semi-industriële en enkele kleinere, ambachtelijke stroopstokerijen actief. De vijf groten zijn Bleus te Borgloon, Sirop de Liège (Meurens) in Aubel, Siroperie de Fontaine (Delvaux) in Horion-Hozémont, Siroperie Artisanale d’Aubel (Nyssen) en Wiertz-Robijns in ‘s Gravenvoeren.
     
  • Het ambacht van het stroopstoken heeft wel de crisis doorstaan. Zo is de Loonse stroop bijvoorbeeld erkend als streekproduct. We kunnen zelfs spreken van een zekere comeback: stroop wordt niet meer louter in beeld gebracht als een ordinair broodsmeersel, maar als een delicatesse die kan opgediend worden bij tal van gerechten.
     

Het volledige verhaal “Stroopfabricage in Borgloon van 1800 tot nu” kan je lezen op Het Virtuele Land.

Benieuwd welke bijproducten een appel nog oplevert? Ontdek het in ons laatste boekje “Van Anorak tot Zonnecrème”.

In de reeks ‘Uit de oude doos’ haalt Veldverkenners in samenwerking met het Centrum Agrarische Geschiedenis elke maand een oude foto, met een verhaal dat verbazend actueel is, van onder het stof.
 

Gerelateerde artikels