@livewireStyle
header.home link

Uit de oude doos: stamvader van het Belgisch trekpaard

Behalve frietjes, bier, bloemen en chocolade heeft België historisch gezien nog een sterk exportproduct: het Belgisch trekpaard.
17 oktober 2013  – Laatst bijgewerkt om 4 april 2020 16:21

Behalve frietjes, bier, bloemen en chocolade heeft België historisch gezien nog een sterk exportproduct: het Belgisch trekpaard.

Met de komst van de Industriële Revolutie ontstond er behoefte aan aparte types paarden voor landbouw en industrie. Het zogenaamde 'trekpaard' combineerde het best van al kracht en uithoudingsvermogen met een zacht karakter. Tot de achttiende eeuw was er geen sprake van echte rassen: men kruiste zonder duidelijk doel. Er waren wel regionale verschillen, waardoor paarden in veel gevallen benoemd werden volgens geografische herkomst. Zo is er sprake van een zending ‘Belgische’ trekpaarden door Karel de Grote in 807, aan de kalief van Bagdad. Pas vanaf de tweede helft van de 19de eeuw werd de selectie van het ras professioneel georganiseerd, en nam hun carrière een snelle vlucht. De glorietijd van het Belgisch trekpaard hield 75 jaar aan. Daarna bracht de toenemende mechanisering van de landbouw het trekpaard in verdrukking...

Op de oude foto zie je kampioen-dekhengst Albion d'Hor, een bruinschimmel uit 1916 van de broers Demarbaix uit Bassily. Hij was een kleinzoon van Indigène du Fosteau en geldt als één van de stamvaders van het Belgisch trekpaard. De foto is gemaakt door Cyriel Demeyere, de huisfotograaf van de Koninklijke Maatschappij ter Bevordering van het Belgisch Trekpaard (KMBBT).

 

Een kort overzicht van de geschiedenis van het Belgisch trekpaard:

  • In de middeleeuwen waren de paarden uit de Zuidelijke Nederlanden al een gegeerd type: onder Jan zonder Land (1167-1216) werden minstens honderd hengsten ingevoerd in Engeland. Ze droegen er bij tot de vorming van de zware Engelse rassen.
  • Vanaf de dertiende eeuw was het trekpaard erg in trek voor krijgstochten en steekspelen: een ridderpaard moest tot 250 kg kunnen dragen en tegelijkertijd een strakke draf aanhouden.
  • Het trekpaard maakte furore in de binnenscheepvaart. Aanvankelijk sleepten knechten of ossen de trekschuiten voort. Na verloop van tijd gebruikte men overwegend paarden. Eén paard leverde dezelfde trekkracht als zes mannen.
  • Er worden drie bekende foklijnen onderscheiden. In de driehoek Zottegem-Geraardsbergen-Ninove bevindt zich de lijn van Orange I. De geappelde grijsschimmel Mercure, beter gekend als de 'grijzen van Henegouwen', wordt als tweede foklijn beschouwd. En in het oosten van Brabant bevindt zich de lijn van de 'kolossen van de Mehaigne'. De combinatie van die drie lijnen zou leiden tot de grote bloei van het Belgisch trekpaard aan het begin van de 20ste eeuw.
  • Bij Ch. L. Tuypens in 1838 werd de 'Oude Dikke van Wijnhuyze' geboren uit wiens lijn later onder meer Orange I, Brillant, Jupiter, Brin d'Or, Indigène du Fosteau en Albion d'Hor voortkwamen, enkele stamvaders van de Belgische trekpaarden. De paarden uit de Denderstreek vielen op door "hun horizontaal achterste, borst kloek en gespierd, de ribben doelmatig gebogen en afgerond, de arm en voorarm met eene groote macht behept en insgelijks gespierd".
  • Het aantal trekpaarden in België bedroeg in 1880 precies 240.248 op een totaal van 271.974 paarden. In dat jaar werden niet minder dan 30.003 veulens geboren.
  • De Belgische trekpaarden werden vooral uitgevoerd naar de VS, Canada, Rusland, Zweden, Duitsland, Frankrijk, Nederland en Italië. In 1895 ging het al om 25.195 trekpaarden. Dat aantal bleef gestaag stijgen, zodat in 1926 een aparte Maatschappij voor den Uitvoer werd opgericht om de handel met het buitenland verder te promoten.
  • Vanaf 1887 was in Indiana in de VS een Belgian Draft Horse Corporation actief. In 1910 vertrokken 34.576 trekpaarden alleen al in die richting. Nog steeds telt het Belgisch trekpaard in dat land méér exemplaren dan enig ander trekpaard.
  • Voor een fokhengst werden fenomenale bedragen neergeteld. In 1930 verhuisde Espoir de Quaregnon voor 1 miljoen frank - huidige waarde 505.000 euro - naar Italië. Het dekken zelf was evenmin goedkoop. Een dekbeurt door Avenir d'Herse kostte toen 10.000 frank.
  • De toenemende motorisering in de industrie liet zich steeds meer voelen. De economische crisis van de jaren 1930 werkte daarbij als een katalysator. Na de Tweede Wereldoorlog waren er zelfs plots te veel trekpaarden. Bijna een vijfde van de hele paardenstapel werd in één jaar, 1948, geslacht. 'The Belgian' bleek letterlijk een reus op lemen voeten.
  • In 1950 telde men nog ruim 200.000 trekpaarden op Belgische bodem. In 1960 waren er volgens de landbouwstatistieken nog maar 157.350 over, tegenover amper 43.000 tractoren. In 1983 waren er nog slechts 16.258, maar wel al 120.000 tractoren. Rond de eeuwwisseling bereikt het aantal trekpaarden een dieptepunt met een 5.879-tal exemplaren.


Het volledige verhaal over het Belgisch trekpaard lees je op HetVirtueleLand.be.

In de reeks ‘Uit de oude doos’ haalt Veldverkenners in samenwerking met het Centrum Agrarische Geschiedenis elke twee weken een oude foto, met een verhaal dat verbazend actueel is, van onder het stof.  

Gerelateerde artikels