@livewireStyle
header.home link

Uit de oude doos: kippenkweek - van neerhof naar agribusiness

Vandaag wordt kip beschouwd als een gewoon stukje vlees – niks bijzonders. In de 19de eeuw was dit anders. Kip werd toen enkel door de rijken gegeten. De boer moest zich in de meeste gevallen tevreden stellen met de eieren, de kip werd verkocht.
5 november 2015  – Laatste update 4 april 2020 16:22
Lees meer over:
Beeld: Académie Royale de Belgique, Collectie Gemeentekrediet/Dexia

 

Vandaag wordt kip beschouwd als een gewoon stukje vlees – niks bijzonders. Maar in de 19de eeuw was dat nog anders. Kip werd toen enkel door de rijken gegeten. De boer moest zich in de meeste gevallen tevreden stellen met de eieren, de kip werd verkocht. Kippen werden ook op veel kleinere schaal gekweekt dan vandaag. Kijk maar naar bovenstaande foto, waarop een kippenboer zich klaarmaakt voor de markt in Brussel. Hij kan zijn waar gewoon vervoeren met de fiets.

Door ontwikkelingen op vlak van wetenschap, productie, distributie en consumptie verandert dit alles echter na WOII. Kip wordt een echt massaproduct dat voor iedereen, althans in het rijke Westen, toegankelijk is.

 

Enkele weetjes over deze evolutie ‘van neerhof naar agribusiness’:

  • De kweek van braadkippen of eiproductie speciaal voor de markt was rond 1850 nog onbestaand of in het beste geval een bijzaak. Een spreekwoord van voor die periode zegt dat drie hennen ‘de boer voeden’ maar zes hennen ‘moeten gevoederd worden’ – wat duidt op het weinig commerciële belang van de kippenkweek toen.
     
  • Tijdens de 19de eeuw werden op de vele Vlaamse boerderijen wat legkippen gehouden voor eigen gebruik. Pas als de hen was uitgelegd, verdween ze in de pot. Per Belg werd dan ook gemiddeld slechts een halve kilogram kip per jaar gegeten.
     
  • Op het erf liepen oude inlandse rassen rond zoals de kippen van Brugge of van Ieper of het Kempisch hoen. Die laatste was een stevige kip in koekoekskleuren, groter dan gemiddeld, die zowel veel eieren legde als lekker vlees gaf.
     
  • De nu zo gekende Mechelse koekoek bestond nog niet in het begin van de 19de eeuw. Daarvoor moest eerst in de jaren 1850 de Brahma kip uit Indië aankomen in de Antwerpse Zoo. Deze zwaar in het vlees zittende reuzenkip werd gekruist met lokale rassen, wat uiteindelijk tot de Mechelse koekoek leidde.
     
  • Rond 1900 was de Mechelse koekoek een internationaal befaamde vleeskip. Koekoeks werden vetgemest tot de befaamde zware poulets de Bruxelles. Hanen van 6 kg waren geen uitzondering. De Brusselse kiekenfretters waren er dol op.
     
  • Tijdens de Belle Epoque, rond 1900, verdubbelde de consumptie van eieren en vonden de poulets de Bruxelles gretig aftrek op de rijke stedelijke tafels. De driehoek Aalst - Mechelen - Brussel verwierf bekendheid met zijn vetmesters die tot 1.000 kippen per jaar slachtten. Dit was de glorietijd van de Belgische rassen, zoals de Mechelse koekoek, het Kempisch hoen, de Braekel, het Ardeense en het Kortrijkse ras.
     
  • Het vetmesten gebeurde met een mengeling van granen - dikwijls boekweit - en afgeroomde melk, het restant van de bloeiende boterproductie. Tijdens het vetmesten brachten de kippen hun laatste weken door in kleine kooitjes, epinettes genaamd.
     
  • De vleeskippenstreek bij uitstek lag in de rand van Brussel. Kippenkwekers uit Londerzeel en Merchtem namen met manden vol kip de trein naar de rijke hoofdstedelijke markt (zoals op de foto).
     
  • Ook internationaal waren Belgische kippen gewild. Jozef Gijsen, beter gekend als Jefke Kiek uit Londerzeel, leverde via de sneltrein naar Oostende driemaal per week aan Londen.
     
  • Toen de eerste intensieve vormen van kippenteelt hun intrede deden - een grote vetmester had zo'n 300 kippen rondlopen, doken ook epidemies op in de rennen. Pullorum werd de maladie de Londerzee genoemd. De pastoor waarschuwde vanop de kansel: "gaat ge dan uzelf en heel uw gezin ten gronde richten met uw verderfelijke kwekerij?".
     
  • Terwijl rond 1900 nog eieren werden ingevoerd, was België 30 jaar later een groot exporteur van eieren naar landen als Engeland en Spanje. Rond 1929 kende de eiproductie een eerste hoogtepunt. Bovenop een aanzienlijke eigen consumptie, werden dat jaar 712 miljoen eieren uitgevoerd. Een belangrijke rol in deze evolutie speelden de coöperatieven die de eieren van de vele kleine boeren transporteerden, sorteerden, bewaarden en verpakten.
     
  • Kip evolueerde pas in de loop van de tweede helft van de 20ste eeuw van feestgerecht naar goedkoop stukje vlees voor iedereen. Schaalvergroting en de beschikbaarheid van goedkoop kippenvoer speelden daarbij een grote rol.
     
  • Vandaag is er kip voor iedereen en eet de gemiddelde Belg tot 20 kg kippenvlees per jaar. Dat is 40 keer zoveel als 150 jaar geleden.
 
 

Het volledige verhaal ‘Van neerhof naar agribusiness. Geschiedenis van de kippenkweek’ lees je op HetVirtueleLand.be.  

In de reeks ‘Uit de oude doos’ haalt Veldverkenners in samenwerking met het Centrum Agrarische Geschiedenis elke maand een oude foto, met een verhaal dat verbazend actueel is, van onder het stof.  

Gerelateerde artikels