@livewireStyle
header.home link

Uit de oude doos: evolutie van de Vlaamse garnaalvisserij

Garnalen staan al eeuwenlang op ons menu. Aan de kust als dagelijkse kost, in het binnenland als luxeproduct – tot de opkomst van het massale kusttoerisme (onder meer) een democratisering van het product teweegbracht. Van noodzakelijke broodwinning evolueerde het vissen of kruien van garnalen naar een hobby. Enkele weetjes.
13 augustus 2015  – Laatste update 4 april 2020 16:22
Lees meer over:
Beeld: Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ), Virtuele Collectie Wetenschatten

 

Garnalen staan al eeuwenlang op ons menu. Aan de kust als dagelijkse kost, in het binnenland als luxeproduct – tot de opkomst van het massale kusttoerisme (onder meer) een democratisering van het product teweegbracht. Van noodzakelijke broodwinning evolueerde het vissen of kruien van garnalen naar een hobby. En hoewel wij Belgen de grootste grijze garnaaleters ter wereld zijn, is onze garnaalvloot slechts klein in vergelijking met die van de buurlanden. Toch heeft de garnaal van onze Vlaamse schepen een unieke smaak en niet alleen omdat ze dagvers wordt aangevoerd, maar ook omdat ze met een schep extra zout worden gekookt aan boord.

Op de foto: garnaalvissersvrouwen in Oostende, met scheenet. En neen, dit is geen typfout, een scheenet is een duwnet: het bestaat uit een lange lat waaraan een net is vastgemaakt, en een haaks daarop staande ‘dromstok’ van wel drie meter lang waarmee het net wordt voortgeduwd.

 

Enkele weetjes over de geschiedenis van de garnaalvisserij aan onze kust:

  • Belgen eten al sinds de late Middeleeuwen garnalen. In het binnenland vormden ze echter tot de 17de eeuw een echt luxeproduct. Dat valt duidelijk af te leiden uit verschillende geschilderde stillevens, waarop garnalen naast ander duur voedsel of exotische voorwerpen worden afgebeeld. In de kuststreek daarentegen maakten garnalen deel uit van de dagelijkse kost van het gewone volk. Vanaf het einde van de 19de eeuw bracht het toerisme welvaart aan de kust, maar daarvoor was het er armoe troef. De duinenboertjes hadden typisch veel kinderen ('een nest vol'), en konden met de melk van de geit en de aardappelen die ze in de duinen kweekten, moeilijk die vele mondjes voeden. Alles wat de zee leverde aan extra voedsel, was dan ook meer dan welgekomen.
     
  • In de late 19de eeuw ontplooide zich het mondaine leven aan de kust en ontdekte men de visserijgemeenschap met zijn gebruiken. Zo ging men in Blankenberge wandelen doorheen het visserskwartier en vonden ze het heel interessant om ‘dat volk’ en hun andere gebruiken en mores gade te slaan.
     
  • In de hotels werd garnaal op het menu gezet. Dat werd zeer geapprecieerd, want het was nog steeds een ietwat exotisch, vreemd voedsel, maar heel typisch voor de kust. Het eten van garnalen hoorde bij een verblijf aan zee. Het werd geserveerd in een voorgerechtje ofwel in de saus bij de vis.
     
  • Vanaf de jaren ‘50 van de 20ste eeuw kende het kusttoerisme een massale expansie. Na het verkrijgen van het recht op betaalde vakantiedagen, konden velen zich een verblijf aan de kust permitteren. Wat de populariteit van garnalen betreft, speelden de hotels en restaurants op dat moment een grote rol. Het was nog niet de gewoonte om à la carte te bestellen en aan de gastentafels kreeg iedereen hetzelfde geserveerd, wat regelmatig zeeproducten waren. Zo leerden steeds meer mensen onze garnalen kennen en appreciëren.
     
  • De echte democratisering van vis en schaal- en schelpdieren gebeurde in de jaren ’60 en ‘70. Videetjes in de vorm van een visje bijvoorbeeld werden zeer populair voor feestelijke gelegenheden zoals communie- en trouwfeesten, ook in het binnenland. Vis en garnaal werden onder meer door het verbeterde koeltransport toegankelijker. Aanvankelijk moest je voor garnaal terecht in de vishandel ofwel bij leurders ofwel bij een rondtrekkende koelwagen, maar vanaf de jaren ‘90 begonnen ook supermarkten ze aan te bieden.
     
  • Garnaalkruierij te voet en te paard aan de Vlaamse kust is iets van alle tijden. Lange tijd was het een levensnoodzakelijke bijverdienste voor de kustbewoners. Nu wordt het eerder als tijdverdrijf beoefend, als sport of als toeristische attractie.
     
  • Boertjes die het zich konden veroorloven, schaften zich een ezel, paardje of muilezel aan. Na de Eerste Wereldoorlog konden ze voor een prikje een van de vele muilezels kopen die vanuit het Verenigd Koninkrijk en Noord-Amerika naar de slagvelden waren gebracht voor het Belgische en Britse leger. Zo ontstond de garnaalvisserij te paard.
     
  • In Oostduinkerke heb je nog een 12-tal paardenvissers die op geregelde tijdstippen in zee trekken. Een tiental keer per jaar trekken de paardenvissers in stoet tot op de dijk, dan het strand over om hun paarden het water in te drijven. Dit gebeurt steeds onder massale belangstelling, temeer daar de garnalen achteraf worden gekookt en rondgedeeld.
     
  • De garnaalvisserij te paard in Oostduinkerke werd in 2013 door UNESCO officieel toegevoegd aan de Representatieve Lijst van het Immaterieel Cultureel Erfgoed van de Mensheid.
     
  • Pas vanaf het midden van de 19de eeuw begon men ook met bootjes op garnaal te vissen. In De Panne had men de typische pannepotten (type boot). Omdat er geen haven was, waren die platbodems speciaal gemaakt om op strand te worden getrokken. ’s Zomers was het binnenvaren van zo’n boot een waar toeristisch spektakel.

garnalenboot-tris.png
Beeld: pannepot, copyright Sincfala, Museum van de Zwinstreek

 
  • In 1907 werd in Zeebrugge een haven aangelegd, waardoor de Heistse visserij zich naar Zeebrugge verlegde. Vooral daar kende de garnaalvisserij een grote vlucht. Geleidelijk aan werden de houten zeilscheepjes uitgerust met een dieselmotor voor de voortstuwing en voor het optakelen van het net. Nog later werden ze vervangen door stalen schepen. In de jaren 1960 telde de Zeebrugse vloot wel 40 garnaalschepen en dagelijks vertrokken er vrachtwagens vol garnaal naar Brussel en Parijs. Ze werden er bekend onder de naam ‘les belles blondes Zeebrugeoises’.
     
  • Van de 150 Belgische garnaalscheepjes die onze vloot telde in 1955, zijn er nu nog slechts een 10-tal die op garnaal vissen. In Europees perspectief zijn we dus maar een heel kleine speler. Nederland heeft 225 garnaalschepen, Duitsland heeft er 250 en ook Denemarken vist op garnaal.
     
  • Deze garnaalschepen, de zogenaamde eurokotters, gaan in tegenstelling tot onze Belgische schepen voor meerdere dagen de zee op. Ze zijn ook beter uitgerust en brengen grotere ladingen binnen. Alle spelers samen brengen per jaar zo’n 35.000 ton aan land; wij Belgen amper 600 ton per jaar. Opmerkelijk is wel dat wij de grootste garnaaleters zijn. Wij verorberen jaarlijks zo’n 17.500 ton garnaal, de helft dus van de totale Europese aanvoer.
 

Het volledige verhaal ‘Pel grijze garnalen en proef de verhalen’ lees je op de website van het Centrum Agrarische Geschiedenis: www.HetVirtueleLand.be


In de reeks ‘Uit de oude doos’ haalt Veldverkenners in samenwerking met het Centrum Agrarische Geschiedenis elke maand een oude foto, met een verhaal dat verbazend actueel is, van onder het stof. 

Gerelateerde artikels