@livewireStyle
header.home link

Einde melkquotum: 30 jaar melken met de handrem op

Na 30 jaar boeren op een gereguleerde markt, moeten melkveehouders in Europa het vanaf 1 april 2015 redden op de vrije markt. Of dit een goede zaak is of niet en voor wie, moet nog blijken. Omdat het toch een belangrijke verandering is die gevolgen zal hebben op wereldschaal, schetsen we kort waarover het gaat.
31 maart 2015  – Laatst bijgewerkt om 4 april 2020 16:22
Lees meer over:
Beeld: topkatrina - shutterstock.com

 

Na 30 jaar boeren op een gereguleerde markt, moeten melkveehouders in Europa het vanaf vandaag (1 april 2015) redden op de vrije markt. Het systeem van productiebeperking (melkquotum) dat in 1984 werd ingevoerd, wordt niet meer verlengd. Melkveehouders kunnen hierdoor zo veel gaan melken als ze willen, terwijl ze zich tot gisteren moesten houden aan een bepaald volume. Of dit nu een goede zaak is of niet en voor wie, zal nog moeten blijken. Het melkquotum kende evenveel tegen- als voorstanders, net als de afschaffing ervan. Omdat het toch een belangrijke verandering is die gevolgen zal hebben op wereldschaal, schetsen we hieronder kort waarover het gaat.

 

Melkplassen en boterbergen

Na de honger en terreur tijdens WOII, kwamen voedselzelfvoorziening en -zekerheid vooraan op de agenda van de Europese regeringsleiders. Geen Europese burger zou nog ooit honger leiden - daar moesten de boeren voor zorgen, in ruil voor een leefbaar inkomen. Concreet werden minimumprijzen ingesteld, exportsteun ingericht en importbeperkingen opgelegd. Met succes, want na amper een paar jaar produceerde Europa evenveel voedsel als het consumeerde. Maar daar bleef het niet bij: boerderijen bleven groeien en snel ontstonden productieoverschotten: melk(poeder)plassen, boterbergen, wijnmeren, enzovoort.

In een poging de prijzen desondanks hoog te houden, kocht Europa de overschotten zelf op, om ze op latere tijdstippen terug te verkopen tegen veel lagere prijzen. Een dure operatie, die bovendien de wereldmarkt grondig verstoorde. Iets wat niet kon blijven duren dus. 

Een boer getuigt:

“Die eerste jaren, dat waren plezante jaren - alles mocht. We zijn glorierijk kunnen starten en hebben de zestiger en zeventiger jaren hele goede jaren gehad. Héle goede! Wij hebben die groei gekend. We zijn klein begonnen en de melkprijs was toen 2,35 frank, een paar jaar nadien was het 5 frank, later 7,5 frank en bij het begin van de jaren 1980 17 frank.”

Uit: Martens, Boerentrots en ondernemersgeest, Leuven, 2010

 

melkkoe-tris-mine-dalemans.png

Beeld: Mine Dalemans voor Melk & honing

 

Stop!

De oplossing voor dit probleem vond Europa onder meer in productiebeperking. Het kon niet zijn dat boeren bleven produceren, zonder rekening te houden met de vraag naar hun product. Landbouwers moesten opnieuw voeling krijgen met de markt, maar zonder daarbij te snel blootgesteld te worden aan de volatiele prijzen op die markt. Dus werden in 1984 melkquota ingevoerd: elke lidstaat mocht een bepaald volume melk produceren (nationaal quotum), en dat volume werd binnen de landen verdeeld onder de verschillende boeren (individueel quotum). Elke boer kreeg dus zijn eigen productielimiet toegewezen. Produceerde hij teveel, dan riskeerde hij een boete (superheffing). Sommigen waagden toch de gok en melkten meer dan ze in feite mochten, in de hoop dat hun collega’s te weinig melkten en ze zo samen onder het nationale plafond bleven. Een gok die vaak positief uitdraaide, want zo heel vaak is het Belgisch quotum niet overschreden. En dat hebben de Vlaamse boeren vooral te danken aan de dalende productie in de andere helft van het land.

 

Lucratief handeltje

Het melkquotum was in feite een budgettair instrument dat de Europese begroting onder controle moest houden en de overschotten moest wegwerken. Maar het fungeerde indirect ook als ecologisch instrument, want de groei van de veestapel had de druk op het milieu vergroot; en zelfs als sociaal instrument, in die zin dat het een hele generatie melkveehouders de mogelijkheid bood om met een gouden handdruk het vak te verlaten. Individuele melkquota konden immers verhandeld worden. Tot 1987 kon dat alleen bij overdracht van de boerderij en de bijbehorende grond, maar van zodra die beperking niet meer gold, ontstond snel een lucratief handeltje. Lucratief voor de verkoper, welteverstaan.

Een boer en boerin getuigen:

Paula: “We hebben ons quotum verkocht en hebben daar veel geld van gemaakt. En dan hebben wij nog een beetje voortgeboerd.”
Roger: “Wij hebben er natuurlijk van geprofiteerd, maar voor de jonge boeren is dat zeer slecht geweest. “
Paula: “Ja, dat melkquotum dat ze moesten kopen…”
Roger: “Dat is goed geweest voor hen die gestopt zijn.”
Paula: “Ja, daarmee hebben wij wel geluk gehad.”
Roger: “Er zijn er veel een beetje voor tijd gestopt…”

Uit: Martens, Boerentrots en ondernemersgeest, Leuven, 2010

 

Schaalvergroting

De quota hadden aldus een hefboomeffect op schaalvergroting: sommige boeren weigerden zo veel geld neer te tellen voor een velletje papier, en schakelden over op andere activiteiten of stopten ermee: andere boeren gingen volledig op in de quotumhandel en konden zo hun bedrijf gevoelig uitbreiden. Er wordt zelfs gefluisterd dat jonge boeren quotum trouwden.

Gevolg van dit alles: vele kleintjes stopten en enkele groten namen hun plaats in. Het aantal melkveehouders daalde van meer dan 47.000 in 1984 naar 28.400 in 1991 (-40%), om tussen 1995 (22.000) en 2010 nog eens te halveren tot iets meer dan 11.000 boeren.

 

melk-tris_forkandbeans-com.png

Beeld: forkandbeans.com via Pinterest



Van tijdelijk naar bijna vanzelfsprekend

Oorspronkelijk werd het melkquotum ingevoerd als tijdelijke maatregel met een duidelijk afgebakende termijn: 5 jaar. Maar toen bleek dat de quota niet alleen succesvol de productie beperkten en overschotten wegwerkten, maar ook een stabiele markt creëerden met een interessante melkprijs. Dus werd die termijn meerdere keren verlengd, en werd het melkquotum bijna een vanzelfsprekendheid.

 

Falend instrument

De jongste decennia werkte het melkquotum echter eerder contraproductief. De wereldvraag naar zuivel trok aan maar melkveehouders konden daar niet op inspelen, en dat terwijl de markt wel was vrijgemaakt. Daarom werd in 2003 al beslist dat het melkquotum vanaf 1 april 2015 niet meer zou worden verlengd.

Ook als sociaal instrument werkte het quotum de voorbije jaren trouwens niet meer. Slechts één generatie melkveehouders heeft echt van de melkquota kunnen profiteren. De latere generatie(s) zou(den) liever geïnvesteerd hebben in grond of gebouwen, want quotum bijkopen is uiteindelijk erg duur geworden en de marges in de melkveehouderij zijn niet meer van die aard dat investeringen snel zijn terugverdiend.

 

Wat nu?

Wat de toekomst brengt, is nog koffiedik kijken. Sommigen verwachten het ergste, anderen het beste en nog anderen iets tussenin. In ieder geval wordt voorspeld dat de wereldwijde vraag naar melk zeker de komende 10 jaar nog zal toenemen, met zo’n 2 tot 3 procent per jaar. Alles zal dus afhangen van de manier waarop de markt daarop reageert en de keuzes die melkveehouders maken. Wat waarschijnlijk niet zal gebeuren, is dat alle melkveehouders vanaf nu massaal hun bedrijf gaan uitbreiden. Want niet alleen het quotum was een beperkende factor, ook arbeid, kapitaal en grond zijn niet onbeperkt beschikbaar.

Een jonge boer stelt het zo:

“De huidige lage melkprijs houdt iedereen met de beide voeten op de grond, want ook al valt er met het quotum één beperking weg, er zijn er nog genoeg andere: grond, mestafzet, kapitaal, enzovoort.”

Uit geVILT: Melkquotum ruimt baan voor de vrije zuivelmarkt, 2015

 

melkkoe2-tris_mine-dalemans.png

 

Meer weten over de productieoverschotten in de jaren ’60 en ’70, of over de invloed van beleidsmaatregelen zoals het melkquotum op de evolutie van de landbouw? Je leest het allemaal in ons nieuwe boekje ‘Terug in de tijd met Veldverkenners: 200 jaar boeren voor onze dagelijkse kost’.

 

Bron: VILT, ‘Met het oog op de markt – ontstaan, evolutie en stopzetting van de melkquota 1984-2015’ (Bert Woestenborghs)

Gerelateerde artikels