@livewireStyle
header.home link

Uit de oude Doos: van landbouwlandschap naar multifunctioneel platteland

Het Vlaamse platteland heeft sinds het eerste kwart van de 20ste eeuw een enorme metamorfose ondergaan. Van een landbouwlandschap evolueerde het naar een platteland met een veel bredere invulling: niet alleen land- en tuinbouw horen er thuis, maar ook wonen, werken, natuur, recreatie, toerisme, enzovoort.
30 september 2015  – Laatste update 4 april 2020 16:22
Beeld: KADOC – KU Leuven, archief Werk van den Akker

 

Het Vlaamse platteland heeft sinds het eerste kwart van de 20ste eeuw een enorme metamorfose ondergaan. Van een landbouwlandschap evolueerde het naar een platteland met een veel bredere invulling: niet alleen land- en tuinbouw horen er thuis, maar ook wonen, werken, natuur, recreatie, toerisme, enzovoort. 

De Vlaamse Landmaatschappij (VLM) en haar voorgangers hebben in die transformatie een sleutelrol gespeeld. Enkele belangrijke gebeurtenissen uit haar geschiedenis:

 

  • De plattelandsvlucht en de uitstoot van arbeid uit de landbouw nam tijdens het Interbellum sterk toe. Dit werd veroorzaakt door de voortschrijdende mechanisering, de schaalvergroting en ‘familialisering’ van het boerenbedrijf. Ook de expansie van de Belgische nijverheid in de jaren 1920, de betere lonen en werkvoorwaarden in de industrie en de aantrekkingskracht van het bruisende stadsleven zorgden voor het wegtrekken van arbeiders.
     
  • Private, katholieke organisaties meenden de plattelandsvlucht te kunnen beteugelen door ‘de terugkeer naar het land’ te promoten. Ze wilden stedelijke arbeiders van rurale afkomst opnieuw naar het platteland lokken door hen een perceel grond tegen lage rentevoet te verschaffen om te bewerken (een zogenaamde volkstuin). Een organisatie die dit programma verdedigde, was Het Werk van den Akker en den Haard (zie foto), opgericht in 1896.
     
  • Dankzij de inzet van Werk van den Akker en den Haard werd bij KB van 27 februari 1935 een Nationale Maatschappij voor de Kleine Landeigendom (NMKL) opgericht, voor de overkoepelende coördinatie van de kleine land- en tuinbouwuitbatingen (volkstuinen).
     
  • Naar het voorbeeld van andere Europese landen werd in België na WO II een ruilverkavelingsbeleid uitgestippeld. Kleine, verspreide en ingesloten (lees: moeilijk te bereiken) percelen van dezelfde eigenaars werden herschikt tot grotere, aaneensluitende en gemakkelijk toegankelijke kavels. De NMKL werd voor de uitwerking van dit beleid verantwoordelijk gesteld. Doel was de rendabiliteit van kleine, familiale boerderijen te bevorderen en de werkloosheid op het platteland te bestrijden.
     
  • In 1970 kreeg de NMKL een andere naam: de Nationale Landmaatschappij (NLM). Deze naam moest het plattelandskarakter van de instelling extra in de verf zetten.
     
  • Nadat de NMKL was omgedoopt tot NLM zette de overheid meer vaart achter de uitvoering van de ruilverkavelingsprojecten. Globaal genomen werden in de periode 1970-1989 drie keer meer projecten afgewerkt (167 versus 56 akten) en zes keer meer areaal geherstructureerd (210.811 ha versus 31.752 ha) dan in de veertien jaar die daaraan vooraf gingen.
     
  • De meeste ruilverkavelingen werden voltooid in Limburg en West-Vlaanderen, maar in termen van oppervlakte was de herstructurering het omvangrijkste in de provincies Antwerpen en West-Vlaanderen.
     
  • In 1989 was in totaal 247.963 ha grond heringericht. Dit was echter slechts een derde van het beoogde doel, met name de helft van het Belgische landbouwareaal (750.000 ha) herverkavelen.
     
  • In tegenstelling tot voordien (voor 1970) stuitte de ruilverkavelingsoperatie in sommige streken op georganiseerd verzet. Dat protest sproot onder meer voort uit de gewijzigde maatschappelijke functie van het platteland, dat steeds meer evolueerde van een gesloten agrarisch gebied naar een open multifunctionele ruimte. Dit samenspel van functies op een kleine rurale ruimte zorgde voor spanningen.
     
  • Op vlak van ruilverkaveling kwamen vooral de agrarische en ecologische belangen vanaf 1975 met elkaar in botsing. Tot het begin van de jaren 1970 bleef de kritiek op de ecologische weerslag van de ruilverkavelingen eerder beperkt, maar vanaf 1975 kwam er vanuit de natuurverenigingen een systematisch verzet op gang. Door de aanpassing van de ruilverkavelingswet in 1970 en 1978 trachtte de NLM immers een nieuw evenwicht te realiseren tussen de vereisten van een doelmatige landbouw en het natuurbeheer, maar in realiteit bleef de ruilverkaveling tot eind jaren 1980 vooral afgestemd op de bevordering van de landbouwactiviteit.
     
  • Tijdens de jaren 1980 werd de Nationale Landmaatschappij geregionaliseerd. Dit resulteerde in december 1988 in de oprichting van de Vlaamse Landmaatschappij (VLM).
     
  • Net als haar rechtsvoorgangers is de VLM sinds 1988 bevoegd voor de voorbereiding en ondersteuning van de ruilverkaveling in Vlaanderen. Hoewel de wettelijke basis onveranderd bleef, werden de projecten na 1989 in een ‘nieuwe stijl’ uitgevoerd. De nieuwe aanpak weerspiegelde zich in de doelverruiming van de ingreep (meer aandacht voor andere maatschappelijke functies dan de landbouw), de aanpassing van de planvorming (geïntegreerde planvorming) en de invoering van nieuwe procedures (zoals de milieu-effectrapportering). Een breder overleg met de betrokken instanties, sectoren en belangengroepen moest leiden tot een evenwichtigere inrichting van het landelijke gebied.
     
  • Om in te spelen op de nieuwe noden in het Vlaams en Europees plattelandsbeleid breidde het werkterrein van de VLM zich uit naar landinrichting (1988) en natuur (1997).
     
  • Met landinrichting wilde men de samenhang en kwaliteit van de functies en activiteiten in de open ruimte versterken: herstel en inrichting van natuurgebieden, aanleg van bossen, kleinschalige waterzuiveringssystemen, fiets- en wandelpaden, restauratie van historische relicten, enzovoort.
     
  • Onder de noemer natuurinrichting werd dan weer een nieuw natuurbeleid uitgewerkt: 1) bescherming van zeldzame of bedreigde dier- en plantensoorten en van hun leefgemeenschap; 2) realisatie van netwerken van grote en kleine natuurgebieden; 3) natuurkwaliteit; 4) doelgroepen nauwer bij de planning en de uitvoering van het beleid betrekken en 5) ondersteuning door provinciale en lokale overheden.
     
  • Het laatste decennium heeft de VLM voor grootschaligheid en netwerking gekozen. De instrumenten van de vroegere landelijke inrichting (nu projectrealisatie genoemd), ruilverkaveling en landinrichting, zijn uitgegroeid tot grote projecten die vergezeld gaan van een multifunctionele aanpak met al dan niet meerdere partners.
     
  • In de 21ste eeuw is ruilverkaveling lang geen louter ‘ruilen van kavels’ meer. Het is nog steeds een instrument voor de structurele inrichting van gebieden met een hoofdzakelijk agrarische bestemming, maar de zorg voor landschap, natuur, milieu, cultuurhistorisch patrimonium en landelijke recreatie zijn in de nieuwe projecten duidelijk ingebouwd. Anderzijds probeert de ruilverkaveling ook de nieuwe ontwikkelingen binnen de landbouwsector zelf te valoriseren, zoals hoevetoerisme, biologische landbouw en thuisverwerking.

 

Het volledige verhaal ‘De ontwikkeling van het Vlaamse platteland: de Vlaamse Landmaatschappij’ lees je op HetVirtueleLand.be.

 

In de reeks ‘Uit de oude doos’ haalt Veldverkenners in samenwerking met het Centrum Agrarische Geschiedenis elke maand een oude foto, met een verhaal dat verbazend actueel is, van onder het stof. 

Gerelateerde artikels