@livewireStyle
header.home link

Klimaattop Parijs: waar gaat het over en wat heeft landbouw ermee te maken?

Nu onze ministers een klimaatakkoord hebben (sinds vorige week, hoera!) waarmee ze kunnen onderhandelen op de VN-klimaattop in Parijs, is het hoog tijd om het hele klimaatverhaal eens te reconstrueren. Want waarover gaat het eigenlijk? En wat heeft onze landbouw ermee te maken?
9 december 2015  – Laatste update 4 april 2020 16:22
Beeld: flickr - Asian Development Bank

 

Nu onze ministers een klimaatakkoord hebben (sinds vorige week, hoera!) waarmee ze kunnen onderhandelen op de VN-klimaattop in Parijs, is het hoog tijd om het hele klimaatverhaal eens te reconstrueren. Want waarover gaat het eigenlijk? En wat heeft onze landbouw ermee te maken?

 

Waar gaat het over?

Klimaatopwarming is een rechtstreeks gevolg van de oplopende concentraties aan broeikasgassen in de atmosfeer, zoals koolstofdioxide (CO2), methaan (CH4) en lachgas (N2O). Die laten zonnestralen door, maar houden de warmte die de aarde terugkaatst, tegen: het zogenaamde broeikasgaseffect. Dit heeft tot gevolg dat het warmer wordt op aarde, sommige gebieden of periodes droger worden, andere natter en het niveau van het zeewater stijgt. Deze gevolgen op zich hebben ook gevolgen, zoals een verspreiding van ziektes, meer overstromingen, droogte, enzovoort.

Om deze gevolgen ‘binnen de perken te houden’, hebben politici enkele jaren geleden afgesproken dat de opwarming van de aarde tot 2°C beperkt moet worden. Om deze doelstelling te halen, moet ons land van Europa tegen 2020 15 procent minder broeikasgassen uitstoten. Volgens het nieuwe klimaatakkoord wil dit zeggen dat de uitstoot van Vlaanderen in diezelfde periode met 15,7 procent moet dalen (in Wallonië met 14,7 procent en in Brussel met 8,8 procent). Maar dat is nog maar het begin, want tegen 2030 moet de uitstoot in Europa al met minstens 40 procent dalen. En om die doelstelling te halen, moet nog meer dan een tandje worden bijgestoken.

 

industrie-tris.png

Beeld: unsplash

 

 

Welke gevolgen heeft het voor ons?

Zelfs wanneer we erin slagen de klimaatopwarming tot 2°C te beperken, zullen we de gevolgen voelen. Sterker nog, in Vlaanderen voelen we ze nu al. Volgens het Klimaatrapport 2015 neemt de gemiddelde jaartemperatuur toe en valt er meer en intensievere neerslag in de winter, terwijl het droger blijft in de zomer:

  • Ten opzichte van de referentieperiode 1850-1899 is de gemiddelde jaartemperatuur al 2,4°C gestegen. Bovendien tellen we sinds de jaren ’70 meer hittegolven en noteerden we de afgelopen 25 jaar de 18 warmste jaren sinds het begin van de metingen in 1833. Tegen het eind van deze eeuw zal de gemiddelde jaartemperatuur bovendien nog verder stijgen, met 0,7 (mildste scenario) tot 7,2°C (hardste scenario).
     
  • De gemiddelde neerslag per jaar is sinds de metingen al met 13 procent toegenomen. Dit surplus aan neerslag valt echter alleen in de winter, want de zomers zijn droger. Deze trend zal zich nog voortzetten: binnen 100 jaar kan er ’s winters tot 38 procent meer regen vallen, terwijl er ’s zomers tot de helft (-52 procent) minder valt. Wel zal het tijdens de zomermaanden vaker intensief regenen (stortregens), met overstromingen tot gevolg.
     
  • Ook de temperatuur van ons zeewater (+0,034°C per jaar) en het gemiddelde zeeniveau stijgt. In Oostende is het waterpeil bijvoorbeeld al 11,5 cm hoger dan in het begin van de jaren ’50.

 

machines-tris.png

Beeld: Loonwerken Defour

 

 

Wat heeft landbouw en voedselproductie daarmee te maken?

Wereldwijd is landbouw verantwoordelijk voor 13,5 procent van de totale uitstoot van broeikasgassen. In Europa is dat 10 procent en in Vlaanderen 12 procent. Dat is veel. Alleen de sectoren industrie en energie doen het slechter. Zij vertegenwoordigen samen iets meer dan de helft van de totale Vlaamse broeikasgasemissie (51 procent). Bovendien is de uitstoot van de landbouw de laatste jaren (sinds 2008) opnieuw wat gestegen, en zo dus ook het aandeel van de sector in de totale uitstoot: van 10 procent in 2008 tot 12 procent in 2011. In 1990 bedroeg dit aandeel wel nog 30 procent.

 

Hoe komt dit?

Met name de veehouderij kent een hoge uitstoot van methaan en lachgas, enerzijds door de penswerking van herkauwers (CH4) en anderzijds door de vorming van gassen bij mestopslag (CH4 en N2O) en gebruik (N2O). Verder verbruikt de landbouw in het algemeen (ook plantaardige productie) veel fossiele brandstoffen (voor verwarming/koeling, landbewerking, productie van kunstmest en gewasbescherming, enzovoort) en is ook de uitstoot van CO2 uit de bodem (door bewerking, degradatie, ontbossing, enzovoort) omvangrijk.

Noot: Een punt van verweer dat de laatste tijd steeds vaker te horen is vanuit de landbouwsector zelf, is het feit dat de manier waarop veehouderij een positieve rol speelt in het verhaal, nooit aan bod komt in klimaatdiscussies. En dan gaat het vooral om de opslag van koolstof in permanent grasland (hoe dat werkt, lees je hieronder). Zonder veehouderij zou het areaal grasland in Vlaanderen ongetwijfeld dalen. De gronden die voor voedselproductie geschikt zijn, zouden immers ‘gescheurd’ worden en omgezet tot akkers. Maar daarbij zou een belangrijke bron van koolstofopslag verdwijnen, met alle gevolgen van dien (wat die zijn, lees je ook hieronder). Stemmen gaan op dat dit positieve effect van de veehouderij in mindering moet worden gebracht van het negatieve effect, om een eerlijk beeld te schetsen.

 

koe-tris.png

Beeld: Loonwerken Defour

 

 

Koolstof en onze bodem

Bovenstaande opmerking vraagt om een woordje uitleg: onze bodem is in staat CO2 uit de lucht op te nemen (via het blad van planten) en op te slaan als koolstof. Dit is een goede zaak, want meer koolstof in de bodem betekent minder CO2 in de lucht en dus minder opwarming van de aarde. Bovendien heeft het bodemleven koolstof nodig om gezond te zijn (organische stof). Helaas heeft de bodem door ontbossing en degradatie al 50 tot 70 procent van zijn oorspronkelijke koolstofopslag verloren. Dat is koolstof die opnieuw als CO2 in de lucht terecht is gekomen. En dat is dubbel sneu, want niet alleen draagt dit bij tot de opwarming van de aarde, het ondermijnt ook het potentieel van de bodem om de gevolgen van die klimaatopwarming te verzachten. Een gezonde, koolstofrijke bodem houdt immers beter water en nutriënten vast, waardoor hij minder gevoelig is voor droogte en overstromingen – twee gevolgen van het veranderende klimaat.

Een gezonde, vruchtbare bodem is dus onontbeerlijk voor een gezond leefmilieu en kan een belangrijke rol spelen in de strijd tegen de klimaatopwarming. Gelukkig dringt dit besef steeds meer door bij landbouwers en onderzoekers. Het bodemlabo van het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO) is bijvoorbeeld ‘booming’. Daarenboven maakt de technologische vooruitgang in de sector het vandaag al mogelijk om met speciale camera’s op drones zeer gedetailleerde analyses te maken van de bodem. Zo kan zeer lokaal nagegaan worden wat de bodem nodig heeft, en met behulp van allerlei slimme toestellen kan vervolgens zeer minutieus en lokaal behandeld worden. Wanneer bijvoorbeeld blijkt dat de ziektedruk op een bepaalde plek in het veld erg hoog is, kan een slim spuittoestel die exacte plek met de juiste hoeveelheid gewasbescherming behandelen – terwijl vroeger eenzelfde behandeling werd toegepast op het hele veld. Resultaat: minder gewasbescherming, meer biodiversiteit boven en onder grond, en een bodem die beter in balans is.

 

mest-tris.png

Beeld: Loonwerken Defour

 

 

Er is goed nieuws…

De afgelopen 25 jaar (sinds 1990) is het aandeel van de landbouw in de totale uitstoot van Europa al met een kwart (24 procent) gedaald. Bovendien mag niet vergeten worden dat de landbouw behalve een gebruiker ook een belangrijke producent is van hernieuwbare energie. In Vlaanderen levert de sector bijvoorbeeld zo’n tien procent van het totale aanbod groene energie aan. En die productie zal nog stijgen, want tussen 2014 en 2020 zal naar schatting nog eens 2,7 miljard euro in hernieuwbare energieproductie op landbouwbedrijven geïnvesteerd worden.

 

Maatregelen die bijdragen tot een daling van de uitstoot:

  • Agromilieu(klimaat)maatregelen en beheerovereenkomsten: Landbouwers kunnen vrijwillig een vijfjarige overeenkomst aangaan met de overheid (beleidsdomein Landbouw en Visserij) of de Vlaamse Landmaatschappij (VLM) voor het toepassen van bepaalde milieuvriendelijke maatregelen. In ruil daarvoor ontvangen zij een vergoeding – een vergoeding die de opbrengsten die ze door toepassing van de maatregel mislopen, moet compenseren. Voorbeelden van agromilieu(klimaat)maatregelen zijn mechanische onkruidbestrijding, de teelt van vezelvlas of -hennep met verminderde bemesting en de aanleg van soortenrijk grasland.
     
  • Methaan: Wat de uitstoot van methaan betreft, beweegt er veel op vlak van onderzoek. Zo proberen onderzoekers de uitstoot te beperken via de samenstelling van het rantsoen van runderen, via genetische selectie en zelfs via beïnvloeding van de pensflora (microbiologen).
     
  • Vergroeningsmaatregelen Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB): Europese subsidies voor boeren worden steeds meer gekoppeld aan vergroening. Zo moeten zij voldoen aan voorwaarden rond het behoud van blijvend grasland (grasland dat minstens 5 jaar grasland blijft), modernisering van hun bedrijven (gericht op efficiënter grondstofgebruik, energiebesparing, emissiereductie, enzovoort), verplichte gewasrotatie en het aanleggen en beheren van ecologische focusgebieden (percelen die zo zijn ingericht dat ze een bijdrage leveren aan de biodiversiteit, milieu- en klimaatkwaliteit).
Noot: Een veel gehoorde kritiek op deze vergroening is echter dat de impact ervan in de praktijk beperkt zal blijven. Zo vormt het een goed signaal dat landbouwers ecologische focusgebieden moeten respecteren, maar gezien die gebieden slechts 5 procent beslaan van het totale landbouwareaal kan van deze maatregel geen wonderen verwacht worden.
 
  • Climate-smart agriculture of precisielandbouw: Ook de technologische evolutie in de sector is de jongste jaren sterk gericht op eco-efficiëntie. Het doel is efficiënter irrigeren, bespuiten, bemesten, enzovoort, waardoor minder schaarse of schadelijke inputs gebruikt moeten worden. De kwaliteit van de gewassen, de bodem en het oppervlaktewater gaan erop vooruit, het verbruik van energie, water, meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen daalt en de kosten van de landbouwer verminderen. Voorbeelden van deze technologie zijn speciale sensoren, camera’s op drones, slimme toestellen en gps-gestuurde machines.
     
  • Mestbeleid: Om de kwaliteit van het oppervlaktewater te verbeteren en de vermesting van de bodem tegen te gaan, heeft Vlaanderen sinds de jaren ’90 een mestbeleid. De zogenaamde Mestactieplannen (MAP) bepalen wanneer er bemest mag worden, op welke manier en met welk resultaat (bodemstalen). Het naleven van dit mestbeleid wordt streng gecontroleerd, door een dienst met de toepasselijke naam ‘Mestbank’ (VLM).
     
  • Onderzoek: Er wordt vandaag veel onderzoek gedaan naar manieren om de uitstoot van de sector te verkleinen (bijvoorbeeld de methaanuitstoot), maar ook naar manieren om onze voedselproductie aan het veranderende klimaat aan te passen. Zo wordt gezocht naar gewassen die beter tegen de droogte kunnen, bodembewerkingen die het organisch stofgehalte verbeteren, productiesystemen die zo weinig mogelijk vruchtbare grond innemen, filters die de uitstoot in de stallen ‘wassen’, machines die op het veld zo gericht mogelijk (precisielandbouw) met weinig inputs (mest, gewasbescherming, water) aan de slag kunnen, enzovoort.

 

elektriciteit-tris.png

Beeld: unsplash

 

 

Maar het moet beter…

Ondanks deze inspanningen en de vooruitgang die al geboekt werd, blijft landbouw een belangrijke impact hebben op ons milieu. Op enkele vlakken gaat het zelfs wat achteruit, of kan het zeker nog beter:

  • Uitstoot van de veehouderij: Tussen midden jaren ’90 en 2008 is de uitstoot van methaan en lachgas in de Vlaamse veehouderij met 26 procent gedaald. Maar de laatste jaren stijgt die weer. Dit is een gevolg van de stijgende veestapel. Sinds 2009 worden in ons land opnieuw meer dieren gehouden, door de uitbreidingsmogelijkheden die geboden werden in het nieuwe mestbeleid (‘uitbreiding mits mestverwerking’).
     
  • Waterkwaliteit: Volgens Vlakwa, het Vlaams Kenniscentrum Water, krijgt het thema water te weinig aandacht in het hele klimaatverhaal. Bovendien zou ook de landbouw zijn inspanningen wat betreft water nog kunnen opvoeren. Negen op tien landbouwers liet bijvoorbeeld nog nooit een waterscan of –audit uitvoeren op zijn bedrijf. En van de 9 procent landbouwers die het al wel lieten doen, voerde slechts 25 procent de aanbevolen maatregelen ook effectief uit. Volgens het Europees Milieuagentschap boekt België bovendien veel trager vooruitgang op vlak van waterkwaliteit dan andere lidstaten. Wat betreft nitraatvervuiling (door mest) bijvoorbeeld scoort ons land zelfs twee keer zo slecht als het Europese gemiddelde.
     
  • Energieverbruik: De landbouw verbruikt energie voor de verwarming en verlichting van serres en stallen en als brandstof in tractors en machines. Indirect komt daar ook nog het gebruik van energie bij voor de productie van grondstoffen zoals veevoeder, gewasbeschermingsmiddelen, meststoffen, enzovoort – maar dit verbruik wordt hier even buiten beschouwing gelaten. Volgens het Milieurapport is het energiegebruik tussen 2008 en 2013 met 12 procent gestegen, als gevolg van een toenemend gebruik in de akkerbouw en veehouderij. Dit laatste heeft opnieuw te maken met de stijging van de veestapel en de toenemende mestverwerking. Ook een stijging van het gebruik van warmtekrachtkoppelingsinstallaties (WKK’s) in de glastuinbouw heeft een rol gespeeld. Die WKK’s verbruiken energie en produceren in ruil warmte en elektriciteit. Dit verhaal is dan ook dubbel, want door deze toename van het aantal WKK’s is de landbouw sinds 2010 een netto elektriciteitsproducent geworden: de sector produceert meer elektriciteit dan ze zelf verbruikt, en kan op die manier ons elektriciteitsnet (mee) voeden. Daarenboven worden WKK’s beschouwd als een ‘schone’ energiebron, in tegenstelling tot bijvoorbeeld steenkool en aardolie. Ten slotte moet vermeld worden dat de landbouw behalve een verbruiker ook een producent is van energie, met name van hernieuwbare energie (biomassa en mestverwerking).
     
  • Biodiversiteit: Het is niet zo goed gesteld met de biodiversiteit in landbouwgebieden. Slechts 11 procent van de landbouwhabitats die het Europees Milieuagentschap heeft onderzocht, is er goed aan toe. Vier procent gaat erop vooruit, maar 40 procent gaat nog achteruit.

 

serre-tris.png

Beeld: Philip Vanoutive voor Veldverkenners

 

 

Bronnen: Milieurapport, VILT, Klimaatrapport 2015, Landbouw en Visserij, VLM, ILVO, Resource - special issue part 1, november/december 2014: Feed the world in 2050
 

Gerelateerde artikels