@livewireStyle
header.home link

De code van een ei gekraakt

Als je eitjes koopt in Vlaanderen, staat daar altijd een stempelcode op. Daarmee kan je de eieren traceren tot de boerderij en in sommige gevallen zelfs tot de stal waarin ze uitgebroeid werden. Lees hier hoe je de code kraakt.
4 juni 2013  – Laatste update 4 april 2020 16:21
Lees meer over:

Als je eitjes koopt in Vlaanderen, staat daar altijd een stempelcode op. Daarmee kan je de eieren traceren tot de boerderij en in sommige gevallen zelfs tot de stal waarin ze uitgebroeid werden.

De code bestaat uit twee regels, bijvoorbeeld:
1BE1234-2
THT/DCR 15/06

De eerste regel bevat informatie over het type huisvesting, het land en het bedrijf waarop het ei geproduceerd werd en eventueel de stal.

  • Het eerste cijfer is 0, 1, 2 of 3 en staat voor het type huisvesting waarin de leghennen gehouden worden. 0 staat voor bio, 1 voor vrije uitloop, 2 voor scharrel en 3 voor verrijkte kooi.
  • De lettercode staat voor het land van productie. BE bijvoorbeeld is het iso-nummer van België.
  • De tweede reeks cijfers staat voor het bedrijf.
  • En het cijfer achter het streepje staat voor de stal van productie. Dit wordt alleen toegevoegd wanneer het bedrijf meerdere stallen telt met leghennen van verschillende leeftijden.

De tweede regel staat voor ‘ten minste houdbaar tot’ en bevat dus de datum tot waarop de kwaliteit van het ei door de producent en verkoper gegarandeerd wordt. Bij het verstrijken van die datum is het ei nog steeds eetbaar, maar gaat de kwaliteit achteruit. Ter info: een ei is tot 28 dagen na legdatum houdbaar in de koelkast.

 

code-ei-tris.jpg

 

Code 0, 1, 2 of 3?

Rond de huisvesting van leghennen is de laatste jaren veel te doen geweest. Sinds 1 januari van dit jaar zijn klassieke legbatterijen verboden. Kippen mogen wel nog in kooien gehuisvest worden, maar die moeten ‘verrijkt ‘ zijn. Een overzicht van de verschillende systemen (gerangschikt van de minste stalruimte en -uitrusting tot de meeste):

  • Verrijkte kooi (code 3): elke kip beschikt over minstens 750 cm² grondoppervlakte en de kooi is uitgerust met (lage) zitstokken, legnesten en een ruimte met strooisel of voeder waarin de kippen kunnen scharrelen of stofbaden. Die extra uitrusting moet het leven van de kippen in de stal comfortabeler maken. In de kleine scharrelruimte bijvoorbeeld kunnen de kippen af en toe met hun vleugels slaan, zich uitrekken en hun veren poetsen. Op de zitstokken rusten de kippen dan weer graag even uit. De stalvloer bestaat grotendeels uit roosters (behalve de scharrelruimte), en per kooi leven vijf tot 100 kippen samen, wat relatief weinig is. In kleine groepen tot 20 kippen (her)kennen de kippen elkaar en wordt het leiderschap op basis van karakter bepaald. In grote groepen vanaf 100 kippen wordt het leiderschap daarentegen op basis van uiterlijkheden bepaald (bv grootte). Beide vormen van sociale hiërarchie zorgen voor rust en stabiliteit. In groepen van 20 tot 100 kippen echter kan sociale onrust ontstaan, omdat niet altijd duidelijk is welke kip een dominante rol bekleedt. 
  • Scharrelstal (code 2): elke kip heeft minstens 1.111 cm² oppervlakte voor zich en de stal telt meer legnesten en (hogere) zitstokken dan een verrijkte kooi. Minstens een derde van de vloeroppervlakte is bovendien ingericht als scharrelruimte met strooisel. De kippen hebber er dus meer comfort dan in een verrijkte kooi en kunnen zich meer natuurlijk gedragen. Hun omgeving is meer gevarieerd en ze hebben meer mogelijkheid zich te verstoppen, te vluchten, te rusten enzovoort. Wel worden kippen in een scharrelstal, vrije uitloopstal of biostal meestal in een grotere groep samen gezet, wat ze meer angstig kan maken en het risico op verenpikken vergroot, en zouden niet-kooisystemen door de grotere hoeveelheid strooisel en rondvliegende kippen minder hygiënisch en gezond zijn (meer stof, bacteriën, schimmels en ammoniak in de lucht). 
  • Vrije uitloopstal (code 1): dit is een stal vergelijkbaar met een scharrelstal, maar de kippen kunnen er de hele dag buitenlopen. De uitloop in open lucht moet grotendeels begroeid zijn (bv met gras) en elke kip moet er minstens 2,5 m² ruimte hebben. 
  • Bio (code 0): elke bio-legkip heeft minstens 166 m² ruimte voor zich en deelt zijn stal met maximaal 2.999 andere kippen. Er moet eveneens vrije uitloop worden voorzien, maar de oppervlakte moet groter zijn dan in een niet-bio systeem: 4 m² per kip. Verder worden bio-kippen gevoed met minstens 80 procent biologisch voeder en worden ze niet preventief behandeld met antibiotica.  
 

Elke systeem heeft zijn voor- en nadelen. Kort samengevat leven kippen liever in niet-kooisystemen (scharrel, vrije uitloop en bio). Daar hebben ze meer ruimte om te doen wat ze graag doen, zoals met z'n allen een stofbad nemen. Maar een kooisysteem is hygiënischer en vaak veiliger. Ze leven er in kleinere groep, wat de kans op veerpikken en luchtvervuiling verkleint. 

Kies dus voor jezelf welk systeem je het beste vindt, en zoek naar de bijpassende code in de supermarkt.

Smakelijk! 

Gerelateerde artikels